Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU0597

Datum uitspraak2005-07-28
Datum gepubliceerd2005-08-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers24-000409-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Smokkel van 89.600 pakjes sigaretten. Verwerping van een beroep op onrechtmatig verkregen bewijs. veroordeling tot 4 maanden gevangenisstraf.


Uitspraak

Parketnummer: 24-000409-05 Arrest van 28 juli 2005 van het gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 11 september 2003 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1979] te [geboorteplaats][land][geboorteplaats], wonende te [woonplaats 1] ([land]), [adres 1], niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte, mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam. Het vonnis waarvan beroep De rechtbank te Amsterdam heeft de verdachte bij het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft een beslissing gegeven op het beslag, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk gemachtigd te zijn verdachte ter terechtzitting te verdedigen. Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Omvang van het hoger beroep De raadsman van verdachte heeft verklaard geen hoger beroep te hebben willen instellen tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1 ten laste gelegde. Het hof zal het hoger beroep aldus beperkt opvatten. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding. De - als voor dit hoger beroep van belang - onder 2 vermelde inhoud van de tenlastelegging wordt geacht hier te zijn overgenomen. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal de teruggave van het inbeslaggenomen geld aan de rechthebbende gevorderd. Verweer van de raadsman De raadsman heeft betoogd dat het bewijs op onrechtmatige wijze is vergaard omdat er een doorzoeking heeft plaatsgevonden zonder machtiging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat opsporingsambtenaren (het hof begrijpt: opsporingsambtenaren die doende waren met een onderzoek naar synthetische drugs in een andere zaak) voor de aanhouding van verdachte en het aantreffen van de inbeslaggenomen sigaretten er reeds enige tijd van op de hoogte waren dat een transport (van synthetische drugs of sigaretten) zou plaatsvinden. Onder die omstandigheden had mogen worden verwacht dat er voor zou zijn gezorgd dat de benodigde documenten ten behoeve van een doorzoeking aanwezig zouden zijn geweest. Het hof verwerpt dit verweer op onderstaande gronden. Uit het dossier kan worden afgeleid dat het politionele team in actie is gekomen naar aanleiding van op schrift gestelde informatie van de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid, dat op het adres [adres 2] te [woonplaats 2] rond 13.00 uur op 14 mei 2003 grondstoffen voor synthetische drugs of sigaretten waren gelost. Ter plaatse werden voertuigen aangetroffen, werden verdachten aangehouden en werd de toegang tot een garagebox die deel uit maakte van een kassencomplex gelegen op een bij een woning behorend terrein, geopend. Nu noch uit het proces-verbaal noch uit het verhandelde ter zitting de conclusie kan worden getrokken dat de betoogde voorwetenschap was gericht op voornoemd kassencomplex, kan naar het oordeel van het hof onder deze omstandigheden worden gesproken van een heterdaadsituatie op grond waarvan de goederen in beslag konden worden genomen overeenkomstig artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering. Uit het aanvullende proces-verbaal van 23 juni 2005, alsmede uit het in het dossier opgenomen fotomateriaal leidt het hof af dat dadelijk na het (onbeschadigd) openen van de deur van de garagebox de sigaretten volledig in het zicht kwamen en verder onderzoek niet meer nodig was, zodat om die reden er geen sprake kan zijn van een 'zoeking' als door de raadsman bedoeld. Overigens moet aan de raadsman worden toegegeven dat de processen-verbaal herhaaldelijk spreken van 'zoeking'. De raadsman heeft in het verlengde van het hierboven besproken verweer betoogd dat indien het hof dat verweer zou verwerpen het toepassing zou dienen te geven aan het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof verwerpt ook dit verweer op de gronden als hiervoor weergegeven. De raadsman heeft verder betoogd dat, nu de rechtbank verdachte van het onder 1 ten laste gelegde heeft vrijgesproken en de feiten 1 en 2 betrekking hebben op dezelfde sigaretten (maar -voegt het hof hieraan toe- in een andere wettelijke context), de reden van die vrijspraak ter zake van feit 1 ook zou moeten gelden voor het onder 2 ten laste gelegde. Het hof verwerpt dit verweer. Immers, slechts het onder 2 ten laste gelegde feit staat ter beoordeling van het hof. Aan de beslissing van de rechtbank in deze zaak voor zover niet aan zijn oordeel onderworpen is het hof niet gebonden bij de beoordeling van hetgeen wel ter beoordeling voorligt. Tenslotte merkt het hof op dat, los van alle door de raadsman gevoerde verweren, de tegenover de rechter-commissaris in het bijzijn van zijn raadsman ter gelegenheid van het verhoor in het kader van de vordering bewaring afgelegde bekennende verklaring van verdachte en de onder soortgelijke omstandigheden afgelegde verklaring van de medeverdachte, een veroordeling zelfstandig kunnen dragen. Bewezenverklaring (zie de aangehechte, uitgestreepte tenlastelegging) Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Overweging ten aanzien van het bewijs Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte het feit heeft medegepleegd. Hij heeft met anderen willens en wetens samengewerkt. Hij heeft de opdracht tot het vervoeren van de sigaretten ontvangen, waarbij is afgesproken dat er een onkostenvergoeding en een beloning verstrekt zou worden en verdachte heeft daartoe zelf een chauffeur voor de vrachtauto geregeld. Daarnaast heeft verdachte de goederen voorhanden gehad en zijn de sigaretten met behulp van de chauffeur in de stash gelost. Verdachte heeft aldus bewust samengewerkt en er is sprake van een gezamenlijke uitvoering, ondanks de omstandigheid dat hij niet zelf de sigaretten in zijn personenauto heeft vervoerd, maar als voorrijder van de vrachtwagenchauffeur heeft gefungeerd. Kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: onder 2: medeplegen van het opzettelijk overtreden van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft bij de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte had van een contactpersoon de opdracht gekregen om 89.600 pakjes sigaretten vanuit België naar Nederland te brengen. Verdachte kreeg hiervoor een onkostenvergoeding. Nadat de sigaretten zouden zijn vervoerd zou verdachte nog een bedrag ontvangen. Aangezien verdachte niet over een vrachtwagenrijbewijs beschikte, heeft hij de mededader, [mededader], laten rijden. Samen hebben zij de sigaretten bij een stash-plaats in [woonplaats 2] gelost. Verdachte heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van in totaal 89.600 pakjes sigaretten, die niet overeenkomstig de Wet op de accijns in de heffing waren betrokken. Hierdoor is de Staat voor ruim € 190.000,- benadeeld. Het hof overweegt daarbij, dat de rol van verdachte ten opzichte van mededader [mededader] omvangrijker is geweest. Verdachte heeft het transport georganiseerd, een chauffeur geregeld en de goederen tezamen met de chauffeur vervoerd, terwijl de mededader 'slechts' de goederen in de vrachtwagen heeft vervoerd en heeft gelost. Het hof overweegt dat op grond van de ernst van het feit gevangenisstraf aangewezen is. Gelet op het bovenstaande zal het hof conform de eis van de advocaat-generaal als passende straf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden opleggen. Het hof heeft daarbij acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 13 mei 2005 waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 (oud) en 97 van de Wet op de accijns. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende: verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier maanden; beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht; gelast de teruggave aan verdachte van: geld, te weten: - 5 x € 50,-; - 2 x € 10,-; - 2 x € 5,-; - 6 x € 500,-; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij. Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Deuring, voorzitter, Dijkstra en Zwerwer, in tegenwoordigheid van mr. Koers als griffier, zijnde mr. Dijkstra voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.